Tegenwoordige tijd van het werkwoord gieten

infinitivus - infinitief infinitive
gieten
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • giet
 
  • giet jij/je?
jij, je
  • giet
u
  • giet
hij
zij, ze
het
men
  • giet
zij, ze
wij, we
jullie
  • gieten