Tegenwoordige tijd van het werkwoord gereedhouden

infinitivus - infinitief infinitive
gereedhouden
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • hou gereed
  • houd gereed
 
  • hou gereed jij/je?
  • houd gereed jij/je?
jij, je
  • houdt gereed
u
  • houdt gereed
hij
zij, ze
het
men
  • houdt gereed
zij, ze
wij, we
jullie
  • houden gereed
presens - tegenwoordige tijd - bijzinvolgorde present tense
dat ik
  • gereedhou
  • gereedhoud
dat jij, je
  • gereedhoudt
dat u
  • gereedhoudt
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • gereedhoudt
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • gereedhouden