Alle vervoegingen van het werkwoord genezen

infinitivus - infinitief infinitive
genezen
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • genees
 
  • genees jij/je?
jij, je
  • geneest
u
  • geneest
hij
zij, ze
het
men
  • geneest
zij, ze
wij, we
jullie
  • genezen
imperfectum - verleden tijd past tense
ik
jij, je
u
hij
zij, ze
het
men
  • genas
zij, ze
wij, we
jullie
  • genazen
participium - voltooid deelwoord past participle
  • genezen
participium praesentis - onvoltooid deelwoord present participle
  • genezend
vertaling english translation
  • to cure
  • to get well