Alle vervoegingen van het werkwoord druipen

infinitivus - infinitief infinitive
druipen
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • druip
 
  • druip jij/je?
jij, je
  • druipt
u
  • druipt
hij
zij, ze
het
men
  • druipt
zij, ze
wij, we
jullie
  • druipen
imperfectum - verleden tijd past tense
ik
jij, je
u
hij
zij, ze
het
men
  • droop
zij, ze
wij, we
jullie
  • dropen
participium - voltooid deelwoord past participle
  • gedropen
participium praesentis - onvoltooid deelwoord present participle
  • druipend
vertaling english translation
  • to drip
infinitivus infinitief
infinitive
presens tegenwoordige tijd
present tense
imperfectum verleden tijd
past tense
participium voltooid deelwoord
past participle
vertaling engelse vertaling
english translation
afdruipen
  • druip af
  • druipt af
  • droop af
  • dropen af
afgedropen
uitdruipen
  • druip uit
  • druipt uit
  • droop uit
  • dropen uit
uitgedropen