Alle vervoegingen van het werkwoord doorstoten

infinitivus - infinitief infinitive
doorstoten
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • stoot door
 
  • stoot door jij/je?
jij, je
  • stoot door
u
  • stoot door
hij
zij, ze
het
men
  • stoot door
zij, ze
wij, we
jullie
  • stoten door
presens - tegenwoordige tijd - bijzinvolgorde present tense
dat ik
  • doorstoot
dat jij, je
  • doorstoot
dat u
  • doorstoot
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • doorstoot
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • doorstoten
imperfectum - verleden tijd past tense
ik
jij, je
u
hij
zij, ze
het
men
  • stootte door
zij, ze
wij, we
jullie
  • stootten door
imperfectum - verleden tijd - bijzinvolgorde past tense
dat ik
dat jij, je
dat u
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • doorstootte
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • doorstootten
participium - voltooid deelwoord past participle
  • doorgestoten
participium praesentis - onvoltooid deelwoord present participle
  • doorstotend