Verleden tijd van het werkwoord dooreten
|
infinitivus - infinitief
infinitive
|
|---|
| dooreten |
|
imperfectum - verleden tijd
past tense
|
|
|---|---|
| ik jij, je u hij zij, ze het men |
|
| zij, ze wij, we jullie |
|
|
imperfectum - verleden tijd - bijzinvolgorde
past tense
|
|
|---|---|
| dat ik dat jij, je dat u dat hij dat zij, ze dat het dat men |
|
| dat zij, ze dat wij, we dat jullie |
|