Alle vervoegingen van het werkwoord doodzwijgen

infinitivus - infinitief infinitive
doodzwijgen
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • zwijg dood
 
  • zwijg dood jij/je?
jij, je
  • zwijgt dood
u
  • zwijgt dood
hij
zij, ze
het
men
  • zwijgt dood
zij, ze
wij, we
jullie
  • zwijgen dood
presens - tegenwoordige tijd - bijzinvolgorde present tense
dat ik
  • doodzwijg
dat jij, je
  • doodzwijgt
dat u
  • doodzwijgt
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • doodzwijgt
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • doodzwijgen
imperfectum - verleden tijd past tense
ik
jij, je
u
hij
zij, ze
het
men
  • zweeg dood
zij, ze
wij, we
jullie
  • zwegen dood
imperfectum - verleden tijd - bijzinvolgorde past tense
dat ik
dat jij, je
dat u
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • doodzweeg
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • doodzwegen
participium - voltooid deelwoord past participle
  • doodgezwegen
participium praesentis - onvoltooid deelwoord present participle
  • doodzwijgend