Tegenwoordige tijd van het werkwoord binnenhouden

infinitivus - infinitief infinitive
binnenhouden
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • hou binnen
  • houd binnen
 
  • hou binnen jij/je?
  • houd binnen jij/je?
jij, je
  • houdt binnen
u
  • houdt binnen
hij
zij, ze
het
men
  • houdt binnen
zij, ze
wij, we
jullie
  • houden binnen
presens - tegenwoordige tijd - bijzinvolgorde present tense
dat ik
  • binnenhou
  • binnenhoud
dat jij, je
  • binnenhoudt
dat u
  • binnenhoudt
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • binnenhoudt
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • binnenhouden