Alle vervoegingen van het werkwoord bijsluiten

infinitivus - infinitief infinitive
bijsluiten
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • sluit bij
 
  • sluit bij jij/je?
jij, je
  • sluit bij
u
  • sluit bij
hij
zij, ze
het
men
  • sluit bij
zij, ze
wij, we
jullie
  • sluiten bij
presens - tegenwoordige tijd - bijzinvolgorde present tense
dat ik
  • bijsluit
dat jij, je
  • bijsluit
dat u
  • bijsluit
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • bijsluit
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • bijsluiten
imperfectum - verleden tijd past tense
ik
jij, je
u
hij
zij, ze
het
men
  • sloot bij
zij, ze
wij, we
jullie
  • sloten bij
imperfectum - verleden tijd - bijzinvolgorde past tense
dat ik
dat jij, je
dat u
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • bijsloot
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • bijsloten
participium - voltooid deelwoord past participle
  • bijgesloten
participium praesentis - onvoltooid deelwoord present participle
  • bijsluitend
vertaling english translation
  • to append
  • to enclose