Alle vervoegingen van het werkwoord bijbrengen

infinitivus - infinitief infinitive
bijbrengen
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • breng bij
 
  • breng bij jij/je?
jij, je
  • brengt bij
u
  • brengt bij
hij
zij, ze
het
men
  • brengt bij
zij, ze
wij, we
jullie
  • brengen bij
presens - tegenwoordige tijd - bijzinvolgorde present tense
dat ik
  • bijbreng
dat jij, je
  • bijbrengt
dat u
  • bijbrengt
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • bijbrengt
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • bijbrengen
imperfectum - verleden tijd past tense
ik
jij, je
u
hij
zij, ze
het
men
  • bracht bij
zij, ze
wij, we
jullie
  • brachten bij
imperfectum - verleden tijd - bijzinvolgorde past tense
dat ik
dat jij, je
dat u
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • bijbracht
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • bijbrachten
participium - voltooid deelwoord past participle
  • bijgebracht
participium praesentis - onvoltooid deelwoord present participle
  • bijbrengend
vertaling english translation
  • to teach
  • to instill