Tegenwoordige tijd van het werkwoord bezoeken

infinitivus - infinitief infinitive
bezoeken
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • bezoek
 
  • bezoek jij/je?
jij, je
  • bezoekt
u
  • bezoekt
hij
zij, ze
het
men
  • bezoekt
zij, ze
wij, we
jullie
  • bezoeken