Alle vervoegingen van het werkwoord bezinnen

infinitivus - infinitief infinitive
bezinnen
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • bezin
 
  • bezin jij/je?
jij, je
  • bezint
u
  • bezint
hij
zij, ze
het
men
  • bezint
zij, ze
wij, we
jullie
  • bezinnen
imperfectum - verleden tijd past tense
ik
jij, je
u
hij
zij, ze
het
men
  • bezon
zij, ze
wij, we
jullie
  • bezonnen
participium - voltooid deelwoord past participle
  • bezonnen
participium praesentis - onvoltooid deelwoord present participle
  • bezinnend
vertaling english translation
  • to consider
  • to reflect