Tegenwoordige tijd van het werkwoord bestrijden

infinitivus - infinitief infinitive
bestrijden
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • bestrijd
 
  • bestrijd jij/je?
jij, je
  • bestrijdt
u
  • bestrijdt
hij
zij, ze
het
men
  • bestrijdt
zij, ze
wij, we
jullie
  • bestrijden