Alle vervoegingen van het werkwoord bellenblazen

infinitivus - infinitief infinitive
bellenblazen
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • blaas bellen
 
  • blaas bellen jij/je?
jij, je
  • blaast bellen
u
  • blaast bellen
hij
zij, ze
het
men
  • blaast bellen
zij, ze
wij, we
jullie
  • blazen bellen
presens - tegenwoordige tijd - bijzinvolgorde present tense
dat ik
  • bellenblaas
dat jij, je
  • bellenblaast
dat u
  • bellenblaast
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • bellenblaast
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • bellenblazen
imperfectum - verleden tijd past tense
ik
jij, je
u
hij
zij, ze
het
men
  • blies bellen
zij, ze
wij, we
jullie
  • bliezen bellen
imperfectum - verleden tijd - bijzinvolgorde past tense
dat ik
dat jij, je
dat u
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • bellenblies
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • bellenbliezen
participium - voltooid deelwoord past participle
  • bellengeblazen
participium praesentis - onvoltooid deelwoord present participle
  • bellenblazend
vertaling english translation
  • to blow bubbles