Alle vervoegingen van het werkwoord bedriegen

infinitivus - infinitief infinitive
bedriegen
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • bedrieg
 
  • bedrieg jij/je?
jij, je
  • bedriegt
u
  • bedriegt
hij
zij, ze
het
men
  • bedriegt
zij, ze
wij, we
jullie
  • bedriegen
imperfectum - verleden tijd past tense
ik
jij, je
u
hij
zij, ze
het
men
  • bedroog
zij, ze
wij, we
jullie
  • bedrogen
participium - voltooid deelwoord past participle
  • bedrogen
participium praesentis - onvoltooid deelwoord present participle
  • bedriegend
vertaling english translation
  • to deceive
  • to cheat