Alle vervoegingen van het werkwoord aflaten

infinitivus - infinitief infinitive
aflaten
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • laat af
 
  • laat af jij/je?
jij, je
  • laat af
u
  • laat af
hij
zij, ze
het
men
  • laat af
zij, ze
wij, we
jullie
  • laten af
presens - tegenwoordige tijd - bijzinvolgorde present tense
dat ik
  • aflaat
dat jij, je
  • aflaat
dat u
  • aflaat
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • aflaat
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • aflaten
imperfectum - verleden tijd past tense
ik
jij, je
u
hij
zij, ze
het
men
  • liet af
zij, ze
wij, we
jullie
  • lieten af
imperfectum - verleden tijd - bijzinvolgorde past tense
dat ik
dat jij, je
dat u
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • afliet
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • aflieten
participium - voltooid deelwoord past participle
  • afgelaten
participium praesentis - onvoltooid deelwoord present participle
  • aflatend