Tegenwoordige tijd van het werkwoord aannemen

infinitivus - infinitief infinitive
aannemen
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • neem aan
 
  • neem aan jij/je?
jij, je
  • neemt aan
u
  • neemt aan
hij
zij, ze
het
men
  • neemt aan
zij, ze
wij, we
jullie
  • nemen aan
presens - tegenwoordige tijd - bijzinvolgorde present tense
dat ik
  • aanneem
dat jij, je
  • aanneemt
dat u
  • aanneemt
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • aanneemt
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • aannemen