Tegenwoordige tijd van het werkwoord aanmeten

infinitivus - infinitief infinitive
aanmeten
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • meet aan
 
  • meet aan jij/je?
jij, je
  • meet aan
u
  • meet aan
hij
zij, ze
het
men
  • meet aan
zij, ze
wij, we
jullie
  • meten aan
presens - tegenwoordige tijd - bijzinvolgorde present tense
dat ik
  • aanmeet
dat jij, je
  • aanmeet
dat u
  • aanmeet
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • aanmeet
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • aanmeten