Alle vervoegingen van het werkwoord aankruipen

infinitivus - infinitief infinitive
aankruipen
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • kruip aan
 
  • kruip aan jij/je?
jij, je
  • kruipt aan
u
  • kruipt aan
hij
zij, ze
het
men
  • kruipt aan
zij, ze
wij, we
jullie
  • kruipen aan
presens - tegenwoordige tijd - bijzinvolgorde present tense
dat ik
  • aankruip
dat jij, je
  • aankruipt
dat u
  • aankruipt
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • aankruipt
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • aankruipen
imperfectum - verleden tijd past tense
ik
jij, je
u
hij
zij, ze
het
men
  • kroop aan
zij, ze
wij, we
jullie
  • kropen aan
imperfectum - verleden tijd - bijzinvolgorde past tense
dat ik
dat jij, je
dat u
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • aankroop
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • aankropen
participium - voltooid deelwoord past participle
  • aangekropen
participium praesentis - onvoltooid deelwoord present participle
  • aankruipend