Verleden tijd van het werkwoord aangeven
infinitivus - infinitiefinfinitive |
---|
aangeven |
imperfectum - verleden tijdpast tense | |
---|---|
ik jij, je u hij zij, ze het men |
|
zij, ze wij, we jullie |
|
imperfectum - verleden tijd - bijzinvolgordepast tense | |
---|---|
dat ik dat jij, je dat u dat hij dat zij, ze dat het dat men |
|
dat zij, ze dat wij, we dat jullie |
|