Alle vervoegingen van het werkwoord aanbevelen

infinitivus - infinitief infinitive
aanbevelen
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • beveel aan
 
  • beveel aan jij/je?
jij, je
  • beveelt aan
u
  • beveelt aan
hij
zij, ze
het
men
  • beveelt aan
zij, ze
wij, we
jullie
  • bevelen aan
presens - tegenwoordige tijd - bijzinvolgorde present tense
dat ik
  • aanbeveel
dat jij, je
  • aanbeveelt
dat u
  • aanbeveelt
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • aanbeveelt
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • aanbevelen
imperfectum - verleden tijd past tense
ik
jij, je
u
hij
zij, ze
het
men
  • beval aan
zij, ze
wij, we
jullie
  • bevalen aan
imperfectum - verleden tijd - bijzinvolgorde past tense
dat ik
dat jij, je
dat u
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • aanbeval
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • aanbevalen
participium - voltooid deelwoord past participle
  • aanbevolen
participium praesentis - onvoltooid deelwoord present participle
  • aanbevelend
vertaling english translation
  • to recommend